Vermoeid en met zere spieren van het sporten plof ik neer in mijn stoel buiten. Thee in de hand, telefoon naast me. Ik wil rusten, misschien zelfs een dutje doen, maar mijn hoofd blijft malen. Ogen dicht, ademhaling volgen… het helpt niet. Muziek in mijn oortjes… nog meer onrust. Voor ik het weet scroll ik doelloos door Instagram en Facebook.
Daar zie ik het ene na het andere bericht voorbij komen. Posts over snel afvallen, slank worden, tips voor na de zomer. Maar ook eerlijkere verhalen: dat het niet alleen om eten gaat, maar om de oorzaken van snaaien. Waarom eet je eigenlijk als je geen honger hebt? Die zin blijft hangen. Ik schrijf me in voor nieuwsbrieven, podcasts, webinars. Binnen een week stroomt mijn mailbox vol. Te veel. Geen overzicht. En uiteindelijk doe ik er weinig mee.
Toch blijft die ene vraag hangen: waarom snaai ik?
Ik besluit voor mezelf eerlijk te benoemen wat erachter zit. Vaak is het een mix van dingen:
- Geen tijd genomen voor een voedzame lunch.
- Vermoeidheid.
- Pijn in mijn lichaam.
- Me alleen en ellendig voelen.
In die momenten grijp ik naar zout en ongezond eten. Troosteten. En ja, het voelt heel even als troost… maar al snel komt de schaamte en schuld. Dan begrijp ik meteen waarom de kilo’s niet verdwijnen, ondanks sporten en zogenaamd gezond eten.
Ik merk dat ik verval in het oude patroon van “goed” en “fout” eten. Precies dat obsessieve denken wil ik juist niet meer. Ik wil een gezonde, liefdevolle relatie met eten.
Op een dag voel ik me beroerd. Ik heb een slechte nacht gehad, last van benauwdheid en pijn op de borst. Na een drukke ochtend plof ik in de tuin neer. Mijn lunch was niet voedzaam en ik voel de snaaidrang opkomen. Ik zeg nog tegen mezelf: niet doen. Maar even later zitten de nootjes toch in mijn hand. En op.
Wat overblijft is schuld en schaamte. Eén ding weet ik zeker: dit moet veranderen. Maar hoe?
De volgende dag, tijdens mijn stille tijd, komt het antwoord. Er is eigenlijk maar één ding dat ik moet leren: niet naar de chipszak rennen, maar naar Hem. Dat klinkt simpel, maar dat is het natuurlijk niet. Toch weet ik dat ik Gods hulp daarbij mag vragen. Ik mag Hem mijn onzekerheden brengen. Mijn strijd met eten. Mijn gevoelens over mijn lichaam. En dan lees ik Jesaja 43:4:
“Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol,
en Ik houd zo veel van je…”
Hoe mooi is dat? Of ik nu slank ben of vol, met putjes en pukkeltjes – ik ben kostbaar in Zijn ogen. Dit besef betekent niet dat ik maar door kan gaan met snaaien. Integendeel. Het betekent dat ik zuinig mag zijn op mijn lichaam. Dat ik er liefdevol voor mag zorgen. En dat ik troost mag zoeken bij Hem, niet in eten. Daarom bad ik:
“Lieve Vader, wilt U mij helpen om de volgende keer dat ik snaaidrang krijg, niet naar de chipszak te rennen, maar naar U? Dat ik mijn troost mag vinden in Uw liefdevolle armen. Dank U wel, Heer. In Jezus’ naam, amen.”
Misschien herken jij dit ook. Misschien is jouw “chipszak” wel iets anders – maar de leegte blijft hetzelfde. We mogen leren om te rennen naar Hem, want daar ligt de enige troost die blijft.

Reactie plaatsen
Reacties